Taalstrijd om Recept met Analfabete Apotheek

Verkoopt u ook woordenboekpillen? Worteltjestaart dan? Alleen onzin? Oh.

Verbaas je niet, gelijk deel een is alles echt gebeurd. Gelukkig sta ik net een sappig biefstukje te bakken en schrijf het meteen op. Wel eerst ontgraten, mensen verstikken zich makkelijk in moeilijke woorden. Zelfs als die maar medium-gebakken zijn. Kan gebeuren wanneer meer dan een op acht kinderen de lagere school als functioneel analfabeet verlaat. Excuses voor mijn woordspelletjes. OK, bijna alle graatjes, een klein stukje wortel blijft haken in mijn keel. We trappen af bij het einde van de vorige keer. Logischer wordt het vandaag niet.

Zeg eens aaa. Eerste maar niet laatste leeftijdsgebonden grapje van vandaag.

Fijn! Blijkbaar is het goed gekomen met de verpleegkundige – relevant feit: ze heeft een Vlaams accent – die eerder deze week door de schemerige gangen van het grensstreekziekenhuis raasde, op zoek naar een arts om een recept voor geen pillen uit te schrijven. Dat lukt. Een dag later wordt Pap gebeld door de apotheek. Niet meteen zeggen wat een service, lees maar.

“Meneer, u moet die pillen niet innemen.”

Geweldig maar dat weten we al. Belangrijker is of jullie ervoor zorgen dat die pillen niet in zijn medicijnrol zitten. Ook zonder de gevolgen van een herseninfarct is het telefoontje van de apotheek onmogelijk helder, maar nu loop ik vooruit.

Hart voor de zorg betekent niet altijd goede zelfzorg. Op dinsdag bel ik standaard met het topklinisch team van de wijkverpleging – ja, zo nemen ze de telefoon op. Hoe laat zijn jullie morgen bij Pap? We zijn inmiddels zover dat we jij-en en jouwen. Meestal zitten ze in de auto als ik de telefoon pak. Vanmiddag begon ik mijn dienst en wist al dat je zou bellen. Ik maak het maar af voor haar. Je had toen al kunnen kijken hoe laat. We lachen beiden. Dat is gewoon leuke gein, minder is het als ze onder het rijden de telefoon opnemen en moeten gaan prutsen ofzo. Bel me straks terug als je kan. Heel thuis aan het einde van de dag voor iedereen.

OK, dus morgenmiddag drie uur, dan bel ik Pap even. Vlak voor ik ophang, vertelt Pap dat de logopediste heeft gebeld. Da’s de farmacie natuurlijk. Soms zit er ruis op de lijn. Moeten ze bij de apotheek ook gemerkt hebben. Extra raar dus dat ze contacteren om te zeggen dat hij even geen bloedverdunners moet innemen. Pap verwijst ze door naar het ziekenhuis, bel die maar. En dan blijft het stil.

Gelukkig slaap ik er niet minder om. Vol goede moed draai ik alweer het nummer van de apotheek. Mocht die vorige zin mijn leeftijd verraden, dat klopt. En opnieuw beland ik in de wachtrij. Er is nog een wachtende voor u. Valt niet tegen. Anderhalve minuut later zijn er ineens twee wachtende voor me. Serieus mompelt de getallengek [2]. Klompen draagt GJ allang niet meer, ik heb er inmiddels teveel gebroken. Valt mee, een paar minuten geduld, meer niet. Dan hoort de apothekersassistente [v/v] een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn. Dat ben ik dus. Laten we haar Suzanne noemen. GJ legt uit wat er aan de hand is en Suus overlegt even met haar collega, ook vrouw. Anders klopt het email-adres uit wat vooraf ging niet meer. Ik neem een hapje van mijn worteltjestaart. Appeltje, eitje voor de dames, da’s duidelijk. Alles komt in orde. Pap heeft een onderzoek op de 26e en moet daarom twee dagen eerder stoppen met bloedverdunners. Dat klopt, roept Suus triomfantelijk. Het is net de NS waar de conducteur vol trots kraait dat deze ene trein wel stipt volgens dienstregeling aankomt. Zo kan het dus ook. Hoeveel zou er misgaan in de apotheek?

Als Pap op de 26e een onderzoek heeft en twee dagen tevoren moet stoppen, dan begint dat toch op de 24e? Nee grotestadsmeneer – ik ben boerenimport, maar goed – 25 komt na 24. Als Pap dan ook de 26e nog stopt, zijn dat twee dagen. Geen speld tussen te krijgen. En? Ik vraag een konijn toch ook niet of hij nog peultjestaart lust?

Gezien mijn leeftijd moet ik natuurlijk wel een kluns met mobieltjes zijn. Tijdens ons gesprek goochel ik driftig, zoekend naar de foto van de misschien wel levensreddende ziekenhuisbrief die ik zondag heb gemaakt. Daar staat letterlijk: vanaf de 24e. In de farmaspeutische wereld worden geen fouten getolereerd. GJ wordt streng toegesproken door mevrouw Suzanne. Ineens is het u. Ja Claudia de B, je mag dan wel bekend zijn van TV maar zo werkt het. Alles klopt want ‘vanaf’ betekent dat je vanaf de dag erna begint.

Ooit ben ik failliet gegaan omdat in mijn favoriete kroeg, klein cafeetje ergens in de Rotterdamse haven, een bordje hing met ‘[vanaf] morgen gratis bier’. En ik maar dag na dag terugkomen om met hernieuwde vreugde dat bordje te lezen. Mijn Chinese sterrenbeeld is aap – en nee dat is geen nepnieuws. Het bier was er gelukkig wel koud en veel lekkerder dan de worteltjestaart, het enige wat je er kon krijgen, zelfs geen hardgekookt ei. Vies hé?

Mijn favoriete Disney karakter is Don Quichotte, die van Suus vast Cruella Duivil. GJ is geen serviceapotheek maar wil wel het beste voor Pap. Daarom vertelt de vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn Suzanne dat hij voor alle zekerheid met het ziekenhuis belt en we later deze week opnieuw contact hebben. In het belang van de patient natuurlijk. Geen idee of ze opgelucht is, ik hang snel op.

Gisteren werd mijn grote zus een jaar. Zelf ben ik uit ’68. Zij en haar man zijn vorige week op vakantie gegaan. Daags ervoor belt ze me ongerust op over ons Pap. Als voormalig wijkverpleegkundige gebruikt ze veel moeilijke medische woorden. Had ik die maar opgeschreven om de apotheek mee om de oren te slaan, helaas. Gelukkig heb ik meer verstand van getallen en toets ik vlot het nummer van de polikliniek in. Valt niet tegen voor iemand van mijn leeftijd hé?

Zo ongeveer de enige plek waar ze nog klompen dragen, is het ziekenhuis. Toch hoor ik iets anders dan krak. Geen idee of mevrouw van haar stoel valt, die koptelefoon blijft in ieder geval top op haar kop. Het Bravis ziekenhuis heeft dan wel een rare naam maar geen onnozel voorvoegsel als service-[apotheek]. Omdat ze hart voor de zorg hebben. Soms overdrijven ze trouwens. Volgende week krijgt de hoofddirectie een formele klacht. Ze zorgen zo goed voor Pap dat ik bang ben dat hij binnenkort het ziekenhuis adopteert en mij doneert.

OK, ik overdrijf. Uit de onvrijwillig pauzes maak ik op dat ook de poli verbaasd is over de nul-werking van het huismerk woordenboekpillen van de serviceapotheek. Kijk, toen ik nog jong was, moest je zelf leren lezen. Tegenwoordig is zelf doen stom. Daar heb je Google voor. Offline neem je een woordenboekpil. [1] Geloof me, sommige dingen waren vroeger echt beter. Vanaf wanneer het verkeerd ging? Zo goed met getallen ben ik nou ook weer niet.

Neutraal, professioneel en met inmiddels een licht verzwaard zorghart komt een van de verpleegkundigen aan het toestel. Stilte – ze luistert accentloos en aandachtig – als ik het nogmaals uitleg. Zeer professioneel. De verpleegkundige vat kort samen en belooft de apotheek te bellen. Ze sluit af met de geruststelling – ja dat is het echt – dat haar collega’s morgen alles nogmaals controleren. En toch, als je hun salaris moet geloven, zijn basisschooldocenten [m/v] [5%/95%] waardevoller dan verpleegkundigen. Die van het Bravis ziekenhuis geloof ik op hun woord. Lagere school – zo heette het vroeger – docenten kostbaarder dan verpleegkundigen gaat er bij mij niet in. [5]

Eind goed, al goed en ik bel Pap. Lachen is het beste medicijn. Zoals altijd, overdaad schaadt. Ik verkramp als hij hoest van de lol. Vrijdag bel ik nog even naar de apotheek voor een finale controle, je hoort wel hoe het afloopt Pap. Prima jongen. Schijnt de zon bij jullie?

Als professioneel Don Quichotte is GJ drukker dan druk. Kruidvat weigert keihard korting omdat precies mijn soort scheerschuim is uitgesloten. Moet je het wel op het bordje schrijven. Duwt het hele pil-o-dramatheekding uit mijn hoofd. Stelletje appelflappen. Een, twee, …, 49 en dan 50 minuten verder. Ik kan het bijna niet geloven. En opeens gaat de telefoon. En een vriendelijke stem. Aan de andere kant van de lijn. Dat kan nooit Suzanne zijn, ook geen GJ. Ik neem kwiek op zonder leeftijdsgrapjes te maken. In mijn geval is ook dat een kunst. Het ziekenuis, onverwachts maar ook weer niet. Zoiets heet geen service, da’s gewoon, te gek. En het wordt nog gekker. Weer is er iemand op jacht gestuurd naar een receptendokter. Ik zeg niks maar vraag me af of er niet teveel moeilijke woorden in het eerste receptje voor geen pillen stonden. Dapper hoor dat dolen. We weten allemaal dat je beter niet door duistere hospitaalgangen zwerft vanwege het zombiealarm. Vergoeilijkend voor de collega van de apotheek, zegt de stem aan de andere kant van de lijn dat alles wel zorgvuldig moet zijn. Lief maar flauw. Daarom bel je toch? Als je vertrouwen hebt in de dienstverlening van dé lokale service-apotheek, neem je niet de tijd. Nog steeds niet de slimste thuis, gaat GJ eindelijk een lichtje branden. Daarom is mijn zorgpremie dus zo hoog. Bulderende lachsalvo’s aan de andere kant van de lijn. Als ik vertel dat we na ontvangst van de pillenrol, de zakjes draconisch zullen controleren, vermoed ik een onzichtbare zucht van verlichting waar te nemen. Mooi hé? Service en kwaliteit zijn geen gelijken.

Inmiddels is het donker, vandaag word ik niet meer gebeld. Voor ik het vergeet, nu kan het nog. Als de apotheek morgen weer belt, eindig ik knettergek in een dwangbuis. Weet je wat het konijn tegen de bakker zegt, als die na eindeloos vragen triomfantelijk een worteltjestaart tevoorschijn tovert? Vies hé. Wie had dat ooit gedacht. Oh, wacht, ze bellen vanaf morgen. Volgens het farmaco-onlogisch kompas betekent dat lemma vanaf overmorgen. Morgen nog maar eens rustig teruglezen. Dat lukt prima zonder woordenboekpil. Lust u nog peultjes? [3]

Kopfoto gemaakt door Erik Mclean, gevonden op Unsplash. Afbeelding is bewerkt. Kies het linker vakje voor hutspot.

[1] Ik zou alleen niet wachten op een matrix-wiskundepil. Dat duurt nog wel even.

[2] Ja, mijn plek in de wachtrij ging van een naar twee. Niet goed voor het vertrouwen als diezelfde software morgen wel of geen bloedverdunner in Pap’s zakje stopt.

[3] Geroerbakte peultjes met rijst, taugé, cashewnoten en biefstuk, smaakt extra goed als je op de bank Lingo kijkt.

[4] Na Lingo het Groot Dictee der Nederlandse taal. Wat meestal door een Vlaming gewonnen wordt geachte service-apotheek vijf kilometer ten noorden van de grens.

[5] Nog zo’n verschil tussen de Pabo en die andere HBO-opleiding: verpleegkunde. Bij de lerarenopleiding toetsen ze aan de ingang. Kunt u tot tien tellen? Sinds wanneer mag de slagerin haar eigen vlees keuren? Bij het afstuderen van de HBO-opleiding Verpleegkunde moet je een tien halen voor rekenen, anders zak je. Omdat het leven minder herkansingen biedt dan je denkt.

Uw Ziekenhuis Scoort Een Twee

Accountant met achteruitkijkspiegel helpt hospitaal om zeep. Als dat geen klanten oplevert…

De doelgroep moet wel erg onbetaalbaar zijn als je een jaar lang zwoegen op hét ziekenhuisrapport niet door zoekmachines laat indexeren.

Drie browsers voor het me lukt via een wegwerp mailadres het pdf-rapport binnen te halen. Klik. Open. Kreet. Ik roep “dat meen je niet!” Het document leest niet pagina na pagina maar per twee pagina’s. Aan de opmaak is veel tijd besteed, aan de geinteresseerde gebruiker duidelijk minder. Da’s raar gegeven hoe moeilijk het is om het rapport te bemachtigen. De rode lijntjes op de pagina’s doen me denken aan die van het Britse weekblad The Economist. Overigens zijn ook zij achteruit gegaan in de 30 jaar dat ik lezer ben. Heeft niets te maken met de Brexit. Vroeger was alles gewoon beter. Wen er maar aan. OK, behalve ziekenhuizen misschien.

Het Algemeen Dagblad heeft – of misschien ook wel, had – de ziekenhuis top 100. Vermoedelijk heeft de hoofdredacteur zich in een oliebollenlijstje verslikt, maar op de site is het moeilijk zoeken naar zorgtoppers anno nu. Zelfs met die klassieker van Rene Froger op de achtergrond. Een eigen ziekenhuis, wie wil dat nu niet? (In Bergen op Zoom bijvoorbeeld.)

Over de jaren is het een komen en gaan van consultants die zich hopen te profileren door ziekenhuizen op de een of andere manier te rangschikken. Jouw regels, jouw lijstje. En nou maar bidden dat de krant erover schrijft. Misschien levert publiciteit wel extra omzet op, wie weet? Toch komt het beste advies over ziekenhuizen van een zorgverzekeraar. Tijdens een congres vertelt een relatiemanager wat iedereen in zijn hart eigenlijk al weet. Je kunt maar best even rondbellen voor je naar de uroloog gaat als je niet wil dat je vrouw echtscheiding aanvraagt. Zijn woorden, niet de mijne.

Op dag een, als beginnend controller in een ziekenhuis, neem ik die les al tot mij. We worden verwelkomd door een lid van de Raad van Bestuur. Onze gastheer werkte vroeger als arts. “Mensen komen voor de dokter, dat is waarom dit hele circus is opgetuigd.” Wegens overmatig inzicht moet de bestuurder vroegtijdig het veld ruimen.

Die elf kinderen zijn er nooit gekomen, dat schept ruimte om wat vrijwilligerswerk te doen. Of ik en mijn collega’s een keer willen praten met de algemeen manager? Betaald, de manager bedoel ik. Een accountant is geen controller en een controller is geen accountant. Ik roep het al mijn hele leven, maar niemand luistert. Tijdens het gesprek pleit mijn collega vrijwilliger, een registeraccountant, voor mèèr regels om de boel beter te beheersen. Vroeger zou ik daar dwars tegenin zijn gegaan. Zen komt met de jaren en ik laat het bij de opmerking dat er diverse filosofische stromingen zijn die zich door onze professionele werelden heenvlieden.

Er zijn drie regels om kans op succes te maken. Je moet weten waar je het over hebt, bereid zijn hard te werken en je vinger opsteken. Niemand heeft zin om op vrijdagmiddag met de accountant en een paar pechvogels inventarisatie van het medisch magazijn te doen. Gert-Jan wel. De opslagruimte is best groot en de tijd dringt, vooral voor de aankomend junior-accountant die het lot aangewezen heeft als oppertelhaas voor een dag. Even bellen met de partner van dienst en de steekproef kan – blijkbaar statistisch verantwoord – ook de helft kleiner. We zijn ruim op tijd klaar.

De dag nadat ik schrijf over concurrentie in ziekenhuisland, publiceren de accountants van BDO hun jaarlijkse benchmark ziekenhuizen. Klinkt interessant en ze verkopen het met zwier. Er is een ziekenhuis dat een twee heeft gekregen. Een twee (2)!

Natuurlijk is Gert-Jan nieuwsgierig. Niet alleen omdat die twee publicitair beter scoort dan een één (1) maar vooral omdat het cijfer twee me dwingt na te denken over wat die score nu precies inhoudt en welke waarde de rangorde heeft. Een accountant kijkt immers achteruit, een controller vooruit. Fijn dat het me na drie pogingen eindelijk gelukt is om het rapport te downloaden. Binnenkort lees ik het.

Kopfoto’s gemaakt door Stephen Dawson en Marcelo Leal, gevonden op Unsplash. Foto’s zijn gecombineerd en bewerkt.

Zorg en Marktwerking

Zorgkosten rijzen uit de pan. Het is in ieders belang dat Nederland ze onder controle krijgt. Soms gaat er een zorgondernemer failliet. Vervelend, vooral voor patienten en medewerkers, maar laten we ook zorgen dat de lessen tot versteviging van ons zorgstelsel leiden.

Voordat je kunt deelnemen aan enige discussie, moet je vooraf je positie bepalen. Gezondheidszorg is een algemeen goed, zoals bijvoorbeeld defensie. In 95 procent van de gevallen moet een patient zonder meerkosten geholpen kunnen worden.

Waar veel mensen niet aan willen, is dat er een grens is aan wat wij als maatschappij kunnen en willen bekostigen. Een medicijn voor een miljoen per jaar, graag? Maar wat als dat pilletje een miljard kost? En heb je ooit gedacht over hoe dat geld anders besteed kan worden? Meer geld naar onderwijs of extra blauw op straat? De zak geld die naar de belasting gaat, we verdienen met z’n allen die pecunia, is niet eindeloos. Geld lenen omdat mensen er nou eenmaal recht op hebben, lijkt leuk totdat je nadenkt over de last die het voor toekomstige generaties betekent. Je wilt tenslotte ook niet dat jouw kinderen de hypotheek op jouw huis moeten afbetalen terwijl je allang onder de groene zoden ligt.

Zorg is letterlijk een kwestie van leven en dood – als in onomkeerbaar. Zelfs als dat niet het geval is, wil niemand voortstrompelen tot het bittere einde in eeuwige pijn. Die solidariteit en medemenselijkheid maakt dat de meeste mensen begrijpen dat er keuzes gemaakt moeten worden.

Een jaar of wat geleden werkte ik in de zorg aan de invoering van gemiddelde prijzen per ziekte (DBC). Jan en alleman was zoals gewoonlijk tegen. Vraag het ze zonder dat ze weten waar het over gaat: “voor of tegen?” We zijn altijd tegen veranderingen. De analoge pers, zich langzaam realiserend dat ze verdronk in de zee van enen en nullen, hielp ook al niet. Ophitserige klikstukjes over zielepoten die 1.000 euro moesten betalen voor een bezoekje aan de Eerste Hulp. Kan me niet herinneren dat er kranten waren die fulmineerden over patienten die het ziekenhuis uitliepen [sic] terwijl de rekening die aan hun verzekering werd gestuurd, te laag was.

Voor mij is solidariteit – onder de paraplu van gezond verstand en grenzen – een van de belangrijkste kenmerken van de Nederlandse gezondheidszorg. Geloof me, 99 procent van ons Lage Landje is niet rijk genoeg om een intensieve medische behandeling te betalen en vroeger of later komt die dag voor ons allen.

Met de invoering van de DBC’s kwamen ook de zorgondernemers. Vanzelfsprekend verdienen zorginstellingen een schop onder hun kont, je geeft immers andermans centen uit en als het gemakkelijk geld regent, wordt je lui. De belangrijkste kritiek op gemiddelde zorgprijzen is dat ze niet kloppen, dat klopt! Het is echter onmogelijk om voor iedere behandeling de echte prijs te berekenen. De gevleugelde uitspraak “verschillende kosten voor verschillende doeleinden” is zo waar. Hoe verdeel je de kosten van mensen die de website onderhouden? Per patient? Dat kan. Sommige patienten zijn echter veel duurder dan anderen, wat nu? Afschaffen dan maar?

Zorgondernemers worden gedreven door een varieteit aan motieven. Sommigen onderwerpen zich aan Plutus, de Romeinse god van de rijkdom. Anderen, meer puur op de graat – en meestal gedreven dokters – willen het beste voor hun patient, kostte wat het kost. Soms is beroepsdeformatie het grootste compliment wat je iemand kunt maken.

Uiteindelijk zorgen al die verschillende krachten ervoor dat ons zorgstelsel langzaam uit elkaar getrokken wordt. Een kliniek voor dermatologie heeft minder kosten dan je eigen privé praktijk voor moeilijke chirurgie. Een ziekenhuis zonder mensen die voor alle overige zaken, zoals receptie, zorgen, is niet werkbaar. Het werk is belangrijk en hun salaris moet ergens van betaald worden. Maar hoe minder hoe beter en daarom zie je vooral privéklinieken voor huidziekten, maar niet voor hartchirurgie. De overheid bepaalt de prijzen en afhankelijk van je medische voorkennis is het soms, zelfs met de beste financiele genieen, onmogelijk om een specialistisch kostendekkend medisch centrum draaiend te houden. Dat is niet de schuld van de artsen, netzomin als het de schuld is van doktoren die winst maken op hun prive praktijk. Zoals altijd: de politiek beslist.

Experimenteren is noodzakelijk. Niemand wil dat er zoveel geld aan het laatste levensjaar van hun ouders wordt besteed, dat de wijzer naar de andere kant doorslaat en hun [klein]kinderen geen toekomst meer hebben. Toch maken veel mensen zich zorgen over die verdeling. Het zorgstelsel in haar huidige vorm heeft niet alleen financiele voordelen, maar ook nieuwe, universeel inzichtbare toepassingen gebracht. Nu is het aan de politiek om daaruit lessen te trekken en vervolgstappen te nemen.

Artsen worden iedere dag gedwongen moeilijke keuzes te maken. Sommige artsen zoals oncologen (medici gespecialiseerd in het gevecht tegen kanker) hebben niet eens de luxe om hun patienten alternatieven voor te leggen. Ondertussen zitten zij, die luidkeels hebben geroepen de verantwoordelijkheid te nemen voor een “beter” [sorry, kon het niet laten] Nederland, dagelijks met hun gevoelige billetjes op het pluche. Tijd voor actie dames en heren parlementsleden! Lees en leer. En nee dat is geen keuze tussen trouw aan het coalitieaccoord of de partijdiscipline versus het belang van alle Nederlanders. Het gaat om het verschil tussen diegenen die terecht in de Kamer zitten en zij die hebben gekozen daar in te verdwalen.

Kopfoto gemaakt door rawpixel, gevonden op Unsplash