Boeddha is niet meer (3/3)

Inmiddels is de laatste week van de reis voorbij, Vanavond vliegen we via Vietnam en Singapore terug naar Nederland helaas. Ik moet zeggen dat deze laatste week een bijzondere was, vol tegenstellingen. Niet alleen heb ik het allerergste gezien in mijn leven, ook een van de allermooiste dingen die ik ooit heb gezien heb ik de afgelopen week bezocht.

Aan het begin van de week waren we in Luang Prabang, de tweede stad van Laos, maar in cultureel opzicht de hoofdstad. Vientianne, de officiele hoofdstad vind ik minder interessant.

indochina_angkorwat

In Luang Prabang wonen circa 400.000 mensen, waarvan 20.000 in het oude centrum, dat op een schiereiland aan de Mekong rivier ligt. Het centrum van LP lijkt een soort openlucht museum, sommige mensen zouden het een toeristenfuik noemen. Het hele stadje straalt een soort landelijkheid uit. Op dat schiereiland staan een groot aantal tempels en andere bezienswaardigehden. Een van de mooiste vond ik Wat Xiang Thong. Verder heb je ook het Royal Palace museum, echter alles gaat hier om 16:00 dicht, dus dat hebben we niet meer gezien. De bouwstijl is echter prachtig, het zijn een soort gelaagde daken, heel erg mooi. ‘s Ochtends waren we vroeg begonnen. Rond zes uur geven de locals de boedhistische monniken voedsel voor de hele dag. Dat wilde wij ook meemaken, dus met een mannetje of zes rond vijf uur opgestaan en daarna toegegaan. Even na zessen komt er een eindeloze stroom monniken voorbij. We hadden van lokale verkoopsters wat losse kleverige rijst en wat rijst in bananenbladeren gekocht. Van de kleverige rijst maak je een balletje en dat stop je in het potje van de monnik. Toen de rijst en bananenbladeren opwaren wilde de dames nog wat geven. Na even in hun tas gekeken te hebben vonden ze daar nog koekjes. De monniken keken wel even vreemd toen ze die kregen aangeboden, maar namen ze graag aan. De rest van de dag een beetje door het stadje geslenterd en lekker rondgekeken.

In Laos heb je ook de zogenaamde vlakte der kruiken. Onze route voert daar niet langs. Alhoewel er weinig te zien is, blijft het een van de belangrijkste archeologische sites van Zuid-oost Azie. Omdat ik er graag naar toe wilde heb ik geprobeerd te vliegen of de lokale bus te nemen. Die opties lukten allemaal niet dus uiteindelijk heb ik een minivan gehuurd om me ernaar toe te rijden en dan door naar de volgende stad, Vientianne. De rest van de groep ging met de bus. Het betekende wel dat ik de volgende dag weer voor zessen moest opstaan, zeven uur heen, met een chauffeur die drie woorden Engels spreekt en daarna nog negen uur door naar Vientianne en dat alles voor drie uurtjes rondkijken. Er was weinig te zien, maar dat wist ik al. Zoals mijn reisgids al zei, alleen interessant voor mensen met een zeer diepe interesse in archeologie en die omschrijvingen zijn meestal vrij eufemistisch. Desondanks heb ik genoten. Niet alleen was het lekker om een dag zonder groep te zijn, lekker in je eentje door Laos ronddwalen, de kruiken bevredigde ook mijn achtste innerlijke boeddha, mijn zogenaamde Indiana Jones Boeddha.

Spannend was het ook. De vlakte der kruiken ligt op een plateau, omringd door bergen. Wat veel mensen niet weten is dat Laos tijdens de Vietnam oorlog zwaar is gebombardeerd. Laos heeft zelfs de trieste eer dat het het zwaarst gebombardeerde land ter wereld is. Hier heeft zich een vergeten oorlog afgespeeld. Daarop volgende een soort van burgeroorlog, waarin beide zijden zich van een enorme hoeveelheid landmijnen hebben bediend. De vlakte der kruiken is gedeeltelijk landmijnvrij gemaakt. Aan het begin van de site staat een bordje, tusen de witte tegels (een soort geverfde stoeptegels) is het het zowel aan als onder de oppervlakte landmijnvrij, de rode paden zijn alleen landmijnvrij gemaakt, daar waar ze aan de oppervalkte liggen. Eerlijk is eerlijk, als je je eerste stapppen op het terrein zet, is dat best wel spannend. Verder is men op Aziatische wijze omgegaan met het neerzetten van de tegels. Dat heet soms wel en soms niet en vooral kriskras en semi-willekeurig. Op zeker moment liep ik op een paadje en realiseerde mij ineens dat ik al een tijdje geen witte tegeltjes meer had gezien. Ik heb geen stap meer voorwaarts gezet, maar ben subiet omgekeerd. Ook de terugreis met het minibusje was best spannend. Door de bergen over de beste wegen van Laos 🙁 , soms in dikke mist, met een chauffeur die al minstens vijftien uur achter het stuur had gezeten. Best spannend zo’n tripje. Om twaalf uur ‘s nachts vond ie het welletjes, na achttien uur. Hij was moe. Lijkt me redelijk. We moesten toen nog een uur of drie naar Vientianne. In een stadje zette stopte hij en vroeg of ik het erg vond om met een ander de laatste drie uur te rijden. Au contrair. Die was tenminste uitgerust, althans dat dacht ik. Lekker even in slaap gevallen en toen ik wakker werd slingerde de chauffeur over de weg. Bleek dat hij ook al oververmoeid was. Ik heb alle raampjes opengedraaid en iedere tien minuten riep ik om een plaspauze, niet dat ik het in mijn broek deed, maar dan kon de chauffeur even bijkomen. Uiteindelijk zonder kleerscheuren het hotel bereikt waar de groep naartoe was gegaan. De chauffeur zou nog naar huis gaan, maar ik hoop dat hij zo verstandig is geweest om eerst even een paar uurtjes te slapen.

De volgende dag in Vientianne, de hoofdstad van Laos rondgelopen. Het is een bizar plaatsje, veel Franse invloeden. Je moet het je voorstellen als een boerenplaatsje waar je drie Champs Uglysees doorheen aanlegt, met een eigen Arc de Triomphe, genaamd Patouxai. De stenen en het asfalt voor de brede lanen haal je van de andere straten, zodat deze uit zand en modder bestaan, natuurlijk sluiten ze wel aan op de geasfalteerde lanen om wat couleur locale toe te voegen. De Patouxai kan wat mij betreft ook wel deelnemen aan de lelijkste betonkolos, samen met de twee poorten aan de grensovergang tussen Vietnam en Laos. Ik gok op een gedeelde eerste plaats.

Wat daarentegen wel van enorme schoonheid is, is de boedhistische tempel van That Louang. Het is een stoepa, die helemaal met goud bekleed is en prachtig schijnt in de zon. Zoals gewoonlijk doen de foto’s de werkelijkheid tekort. Daar ook nog staan praten met een monnik. Na zeven jaar als noviet was hij sinds een maand of vijf monnik en ging binnenkort Engels studeren aan de universiteit. Hij maakte zich alleen een beetje zorgen over zijn uitspraak. Ik kan me dat voorstellen. ta-eeeen moest Thailand voorstellen. Echter, zo zei hij geen probleem, als hij het toegangsexamen niet haalde dan stopte hij de docent wat geld toe en werd als nog toegelaten. Ik had al eerder gemerkt dat het bij de monniken anders aan toegaat dan ik dacht. Zo zagen we een monnik sms-en. Toen hij ons naar hem zag kijken stopte hij z’n mobieltje gauw weg. In Azie hoef je niet je hele leven monnik te zijn. Je kunt na een aantal jaren ook terug naar het aardse bestaan. Het hangt voor de novieten zover ik begrijp ergens tussen een reguliere school en een religieuze opleiding.

Van Laos zijn we naar Cambodja gevlogen. Cambodja is net zo arm als Laos, de wegen zijn er ongelooflijk slecht. Volgens onze lokale gids leg je in 24 uur zo’n 300 km. af. Omdat we een overvol reisschema hebben, hadden we alleen maar de middag in de hoofdstad Phnom Penh. Die hebben we besteed om wat meer te weten te komen over de recente geschiedenis van Camobdja, de tijd van de Rode Khmer. Van 1976 tot 1979 regeerde Pol Pot en de Rode Khmer. Het waren communisten wiens droom een egalitaire boerensamenleving was. Alle gezinnen en mannen en vrouwen werden gescheiden en moesten op het land werken. In plaats van hun eigen mensen te voeden, werd een groot gedeelte van de oogst verkocht aan het buitenland om van de harde valuta wapens te kopen. De verschrikking was zo groot dat de Cambodjanen precies weten hoe lang het regime heeft geduurd: drie jaar, acht maanden en twintig dagen. In Phom Penh hebben we twee dingen bezocht het Toul Sleng genocide museum. Hier werd iedereen die geen “boer” was naar toegebracht, mensen die gestudeerd hadden, mensen die Frans spraken, doktoren, militairen, overheidsfunctionarissen maar ook mensen die bijvoorbeeld een bril droegen. De slachtoffers werden “verhoord” totdat zij de gewenste bekentenis deden. Vervolgens werden zij naar de Killing Fields getransporteerd. Later werd de Rode Khmer steeds paranoider en begon zij ook de eigen leden te vermoorden. De gevangenis is tegenwoordig een museum en je vind er onder andere een foto tenstoonstelling van de slachtoffers. Vanuit S 21 zijn we naar een van de vele Killing Fields gegaan. Zover bekend zijn er 343 Killing Fields, deze lag zo’n 15 km buiten de hoofdstad en bevatte 129 massagraven. Shit, wat een ellende. Echt gruwelijk. Ik ga er verder niet over uitwijden, iedereen kan alles op internet zelf opzoeken, maar het is heel goed dat dit niet vergeten wordt. In de KIlling fields zijn circa 1.7 miljoen mensen omgekomen plus nog een paar miljoen mensen die de hongerdood zijn gestorven. Daarom heb ik een nieuwe ideolgie: mijn ideologie is geen ideologie.

De Rode Khmer tijd heeft diepe sporen achtergelaten, de daders zijn nooit berecht en niemand weet wie opdracht heeft gegeven voor de moorden. Verder zit het in Cambodja ook niet goed, zo heeft de koning bijvoorbeeld Noord-Koreaanse bodyguards in plaats van Cambodjaanse.

Het was een heel heftige middag en het zingt nog lang na in je hoofd. Gelukkig was er ook veel moois te zien, de volgende dag zijn we per speedboat (slechte wegen) vertrokken naar Seam Riep om de tempels van Angkor te bezoeken. Over 300 vierkante kilometer verspreid liggen een groot aantal tempels. Het hoogtepunt daarvan is Angkor Wat. Ik heb er twee volle dagen rondgelopen en me vergaapt aan de ene tempel na de andere. Heel bijzonder is dat je werkelijk overal kunt lopen en aan kunt zitten. Alhoewel dat erg fijn is, ben ik wel heel bang dat over een aantal jaren er weinig meer van over is. Het was er erg druk en volgens onze gids was dit slechts circa dertig procent van het aantal toeristen in het hoogseizoen. In Angkor beleef je het ultieme Indiana Jones gevoel, met de spanning er gratis bij. Ik ben een paar keer ergens op geklommen waar ik nauwelijks meer naar beneden kon. Angkor is prachtig, maar er moet nog heeel veel werk gedaan worden om een en ander te restaureren en conserveren. Gezien het feit dat het zo’n inkomstenbron is voor Cambodja, Seam Riep, het stadje waar Angkor bij ligt heeft zelfs een itnernationaal vliegveld, ben ik bang dat de korte termijn belangen boven die van de langere termijn gaan prevaleren en dat de glorie van Angkor over een paar jaar verdwenen is. Een ticket voor een dag kost USD 20. Overal worden hotels gebouwd en men wil het aantal toeristen nog veel verder opvoeren. Ik hoop dat anderen er ook nog van kunnen genieten, want het is een van de mooiste en meest indrukwekkende dingen die ik ooit heb gezien. Met Angkor zit ook de reis erop en vlieg ik vanavond terug naar Nederland.

Ik weet dat sommig mensen zich afvragen hoeveel ik afval tijdens de vakantie, voor hen slecht nieuws, Boeddha is niet meer, volgens mij ben ik vijf kilo afgevallen. Happy ben ik wel, tot binnenkort allemaal.

 

Indochina 2007
Vietname – China – Laos – Cambodja (zomer 2007)
 
  1. Happy Boeddha in Vietnam
  2. Boeddha hopt verder
  3. Boeddha is niet meer

Meer reisverhalen van GJ lezen?
Afghanistan - Japan - Noord-India & Nepal - Indochina - Rio - Soedan & Egypte - Zijderoute

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*