Afbeelding: Afghanistan Mazar-i-Sharif, blauwe moskee

Mooie moskeeën in Mazar-i-Sharif (6/7)

Mazar-i-Sharif – Balkh – Maimana – Andhkoy – Mazar-i-Sharif (07 – 10 augustus)

Waarin GJ de moeder aller angsthazen ontmoet, nog meer moskeeën bezoekt en er een econoom wordt gezocht.

Het kon natuurlijk niet uitblijven, ik heb weer last van mijn maag en absoluut niet omdat ik te gulzig kebab heb gegeten. ‘s Ochtends om half vier word ik wakker. Het is weer feest in mijn buik: “Delhi Belly”. Waarschijnlijk een combinatie van de hitte en het eten van gisteravond. Tot mijn schrik zie ik dat ik in Bamyan al een heel doosje paracetamol naar binnen heb gewerkt. Toch zieker geweest dan ik dacht. Het blijft een briljante uitvinding dat paracetamol. Als je in Afghanistan bent kun je jezelf niet laten afleiden door zoiets onbenulligs als diarree en ik wil veel zien en doen, dus ik probeer nog twee uurtjes te slapen.

Meeste wapens per hoofd van de bevolking

Mazar-i-Sharif ligt in het noorden van Afghanistan, een half uurtje met de grens van Turkmenistan, ongetwijfeld het raarste land dat ik ooit heb bezocht. Vandaag gaan we naar Balkh, een oud stadje dat ooit de grootste stad van Afghanistan was. Balkh is vooral bekend om het feit dat er meer wapens per hoofd van de bevolking zijn dan waar ook in Afghanistan. Geoff waarschuwt ons en zegt dat we waarschijnlijk weggestuurd worden. Het mengsel van Turkmenen, Pashtuns en andere bevolkingsgroepen in Balkh is erg explosief, net zo als mijn buik.

De beste manier om met de mensen in contact te komen is niet in grote groepen te reizen, daarom houd ik me op zeker moment een beetje afzijdig van de rest en binnen vijf minuten raak ik aan de praat met twee jongens die razend nieuwsgierig zijn. Het duurt niet lang voordat er zich een man of twintig om mij heen verzamelt. Gesprekken met Afghanen hebben altijd een vast format, na je naam en je nationaliteit vragen ze naar wat je van Afghanistan vind. Veel te heet zeg ik dit keer en heb de lachers op mijn hand. Daarna vragen ze hoe hun stad zich met Kaboel vergelijkt. Nou is Kaboel een smerige en saaie stad, zelfs de Afghanen vinden dat, dus het maakt niet uit waar je bent, elke stad is beter dan Kaboel. Dan stelt iemand mij een van de meest onlogische vragen ooit:

“Wat vind je van mij als een persoon?”

“Ik vind dat je erg goed Engels spreekt en ben blij je ontmoet te hebben.”

Het blijft een rare vraag wat ik van iemand vindt die ik vijf minuten geleden ontmoet heb, het zal wel aan de schoolboeken liggen.

De mensen zijn blij mij te zien, ik ben blij hen te zien, er is geen spoor van vijandigheid. Geen idee hoe onze toergids verwacht dat we weggestuurd worden. Wapens zijn overal in Afghanistan, een paar meer of minder per persoon maakt weinig uit, zeker bij automatische wapens. De enige voorzorgsmaatregel die ik altijd probeer te nemen is met mijn rug naar een solide muur toestaan, zodat niemand me onverhoeds van achteren kan naderen.

‘s Middags moet ik even rusten, mijn buik is nog lang niet op orde. Het is vandaag vrijdag, de islamitische zondag en de meeste winkeltjes zijn gesloten. Rond half drie ga ik er op uit om wat bananen te zoeken. Nergens te vinden. Buiten is zo heet dat de mussen niet meer van het dak vallen, dat hebben ze al lang geleden gedaan en zijn nooit hersteld. Ik stap een winkeltje binnen om een fles water te kopen en tadaaa er komt een fles Russische whixey boven tafel. Ik kijk erg beledigd en de Afghanen beginnen wat ongemakkelijk te lachen. In werkelijkheid moet ik er niet aan denken. Daarnaast wil ik uit veiligheidsoogpunt absoluut geen alcohol kopen als ik alleen ben. Eigenlijk ben ik ook wel een beetje geïrriteerd door de gedachte dat men blijkbaar denkt dat het enige wat wij Westerlingen doen is alcohol drinken.

Een uur lang ben ik op zoek geweest naar bananen en yoghurt en al die tijd heb ik geen buitenlander gezien, geen Westerling, maar tot mijn verbazing ook geen Aziaat of Mongool. Het is eindelijk gelukt, ik ben aan het einde van de wereld beland en het heet niet Timboektoe, maar Mazar-i-Sharif. Timboektoe is jaren geleden gestopt met het einde van de wereld te zijn toen ze er een vliegveld aanlegde.

Road trip

Vanwege de veiligheid zijn we van Herat naar Mazar-i-Sharif gevlogen en liggen we een beetje voor op schema. De volgende dag rijden we met een­ – ruim – busje naar het plaatsje Maimana wat halverwege Herat en Mazar ligt. Natuurlijk hebben we weer een chauffeur die rijdt als een gek omdat hij bang is. Er is een stop gepland in het plaatsje Andkhoy, maar daar is blijkbaar van alles aan de hand. Het plaatsje bestaat uit een lange hoofdstraat van vele kilometers. Opeens maakt de chauffeur een scherpe bocht naar rechts, hij durft niet eens door de hoofdstraat te rijden. De rest van de rit is uitzonderlijk kalm. Maimana is een rustig stadje, stoffig en warm. We arriveren vroeg, de reisomstandigheden en de weg zijn verbeterd sinds de laatste keer dat onze reisleider hier was.

Ik heb nog steeds diarree, geen buikkrampen meer, maar als je dan op een hurktoilet moet dat in- en in-smerig is valt het toch wel een beetje tegen. Zeker als je bedenkt dat de chaikhan waar we overnachten normaal gesproken Chinese wegwerkers onderdak biedt. Er zijn een paar kamers. John en ik laten de rest er om vechten. Het theehuis heeft ook een grote zaal waar zo’n 40 lederen banken tegen de muren staan opgesteld. Het doet erg Aziatisch aan. Hoe je precies een conferentie moet houden als je geëerde gast 20 meter bij je vandaan zit weet ik ook niet helemaal. De zaal is zo groot dat je er prima kunt volleyballen. Ik gooi mijn rugzak in de verste hoek. Als ik ‘s avonds wil gaan slapen hoef ik niet eens mijn matje uit te rollen. De tapijten zijn van uitstekende kwaliteit, je kunt prima zo op de grond slapen. Mijn niet-absorberende microvezel handdoek onder mijn hoofd en ik heb een prima slaapplaats. Ik laat het gebruikelijke commentaar over de kwaliteit van onze accommodatie aan mij voorbij gaan.

Het is naar men zegt beter om in Maimana ‘s avonds niet naar buiten te gaan, dus we leggen onszelf een avondklok op. Maimana is een provinciale hoofdstad en het rommelt hier nogal eens. Er ontstaat lichte paniek bij sommigen als er wordt gezegd dat het niet veilig is. Om half zes besluiten we snel wat te gaan eten voordat het donker wordt. Natuurlijk weer kebab, had ik ‘s middags ook al op en langzaam begin ik een lichte kebab allergie te ontwikkelen. Het begint te schemeren als we terugkomen en de poort wordt door de hotelier snel achter ons gesloten. Ik weet niet precies was ik er van moet denken, is het echt gevaarlijk of is het een zoveelste indianenverhaal? Ik vraag me hetzelfde af als bij de opmerkingen van onze chauffeurs dat rovers en bandieten in de middag toeslaan.

Mag ik de econoom even spreken?

Miquel staat na het avondeten bij de poort op ons te wachten en vertelt dat drie jongens graag met de econoom willen praten. Omdat we elkaar al dagen dollen, ik begon toen hij zei dat hij uit Hollywood, Californië kwam, neem ik hem niet serieus, maar net voordat ik in de grote hal wil gaan slapen, het is tenslotte al acht uur komen de jongens. Als goede gast sta ik op en ga een praatje met ze maken. Ik leg uit dat mijn specialisaties macro en monetair, financiële markten en speltheorie zijn. De aan de universiteit van Balkh afgestudeerde econoom legt uit dat hij is gespecialiseerd is in micro-economie. Dat is helaas ook het enige Engels wat hij spreekt. Zijn vriend blijkt een dierenarts te zijn, dus probeert doctor Miquel uit Hollywood Californië een gesprekje met hem aan te knopen. ook hij komt niet veel verder. De jongens bieden aan een ventilator voor ons te regelen en vertrekken daarna met stille trom. Ach ik heb me als goede gast gedragen, maar ja ik spreekt geen Farsi en Pashtun. Op de een of andere manier schijnen Afghanen dat wel te verwachten. Foei Gert-Jan. Gelukkig zijn mijn medereizigers Herr Doctor en zijn Frau wel aangenaam verrast dat ik Duits spreek.

Terwijl ik langzaam indommel bedenk ik me dat Afghanistan veel conservatiever en religieuzer is dan buurland Iran. Waar in Iran de regels nog enigszins pragmatisch geïnterpreteerd lijken te worden is de lichte aanraking in Afghanistan ver te zoeken. Des te opmerkelijker als je bedenkt dat in Iran alcohol officieel volledig verboden is en in Afghanistan soms wel, soms niet maar voor Westerlingen vaak openlijk te verkrijgen is.

Angst geeft vleugels

Diegenen onder jullie die een goede opvoeding hebben genoten, lazen in hun jeugd Asterix & Obelix. In een van de verhalen hebben de Noormannen gehoord dat angst vleugels geeft en gaan op wetenschappelijk onderzoek uit. Vleugels zijn toch wel handig voor een onverschrokken strijder. Natuurlijk komen ze terecht in het dorp van onze Gallische vrienden, waar ook Asterix’ neef uit Lutetia (de voorloper van Parijs) logeert. Neef beschrijft zichzelf als de bangerik der bangeriken en zal op ongetwijfeld weinig zachtzinnige wijze van zijn angst afgeholpen worden door onze twee helden. Oeps.

In de 21e eeuw is er ook een moeder aller bangeriken en die woont in Afghanistan. Het blijkt onze chauffeur te zijn. Hij is gisteravond naar de politie gegaan om heeft om een escorte gevraagd. Zijn verhaal is wat veranderd, de slechteriken wachten je nu ‘s ochtends aan de kant van de weg op. De escorte daar komen we dus mooi niet onderuit. We zijn er niet blij mee vanwege alle aandacht, maar goed. Terwijl we om zeven uur willen vertrekken staan we drie kwartier bij het politiebureau te wachten. Een eerste humvee met militairen verschijnt, even later komt er nog een. Een van de soldaten is gewapend met een rpg, lijkt me een beetje overkill. Na 15 minuten rijden komen we al bij de volgende politiepost aan en worden we overgedragen aan andere beveiligers. Helaas duurt dat weer een uur. Het schiet niet op. Deze militairen zijn duidelijk zenuwachtiger dan de vorige. Voordat we de bergen in gaan staat ons minikonvooi weer een hele tijd langs de weg. De militairen lijken wat gezien te hebben en zijn zenuwachtig aan het bellen. Ik ben geen specialist in guerrilla oorlogsvoering, maar er vallen me wel een paar dingen op. We zijn een gemakkelijk doelwit zolang we stil staan. Tijdens het rijden kijkt het kanon dat op de humvee is gemonteerd alleen naar het westen. Het is echter morgen en de zon komt op in het oosten. Met heuvels aan twee kanten is het onwaarschijnlijk dat de taliban urenlang tegen de zon in gaat kijken totdat we langskomen. De hele exercitie is sowieso futiel want als ze willen hebben ze de hele nacht de tijd gehad om hun snode plannen voor te bereiden om nog maar niet te spreken van IED’s, zogenaamde geïmproviseerde explosieven.

De Afghanen zijn overigens vermaarde en taaie vechters. Tijdens de “Great Game” hebben de Britten in de 18e en 19e eeuw veel te stellen gehad met de Afghanen. De Russen hebben ook hun tanden stukgebeten op het verzet van de Afghanen eind jaren zeventig en zelfs de Amerikanen met hun superieure technologie hebben de Afghaanse vechtjassen niet kunnen bedwingen, maar een slecht getraind Afghaans leger tegen de Taliban, die balans valt vaak nog steeds in het voordeel van de laatsten uit.

Terwijl auto’s in beide richtingen voorbij zoeven, staan wij stil. Een “sitting duck” zoals ze in het Engels zo mooi zeggen. Je mag het niet vertalen als plofkip, maar daar denk ik op dat moment wel aan. Onze reisleider adviseert op de grond van het busje te gaan liggen, mocht er geschoten worden of als je bang bent. Zoiets zal niet veel uithalen, maar niemand die echt bang is. Roberta slaat een beetje door naar de andere kant en wil uit het busje stappen en gaan rondlopen. Ik leg haar uit de het misschien geen goed idee is, zeker als je geen doctoraat in guerrilla oorlogsvoering hebt. Natuurlijk is ze het er niet mee eens, maar blijft zitten. Robert is vandaag jarig en ik vertel dat dit een voorwendsel is voor zijn verrassing: zo meteen komen er vijftig Afghaanse schonen uit de bergen met champagne en taart. Terwijl iedereen in de bus steeds harder begint te lachen, worden de soldaten steeds zenuwachtiger. Uiteindelijk gaan we rijden en natuurlijk gebeurt er niets.

Chauffeur angsthaas heeft het helemaal te kwaad. Terwijl de hummer met boordkanon op de linker weghelft rijdt, gaat hij er rechts van rijden, zodat hij beschermd is mochten de boeven uit het westen komen. Nog steeds komt het bij niemand op dat de slechteriken ook uit het oosten kunnen komen. Onze chauffeur is een beer van een vent, meter of twee, maar daar heb je niets aan als je de grootste bangerik ter wereld bent, ik geloof dat de chauffeur in het andere busje hem ook niet helemaal voor vol aanziet. Volgens mij zie ik hem lachen.

Ons minikonvooi stopt nog een paar keer en er wordt flink getuurd door de militairen, hummertje erbij, hummertje eraf. Ik zie het al gebeuren dat we tegen avondgloren in Mazar aankomen, echter 16 kilometer voor Andkhoy, het stadje dat we gisteren nog met een grote omweg meden verlaten onze beschermengelen ons vrij abrupt. Nu breekt mijn Hollandse klomp. Vervolgens rijden we zelfs Andkhoy binnen en mogen er vrij rondlopen. De mensen willen ons helemaal niets aandoen, ze zijn blij dat we er zijn. Iedereen maakt een praatje met ons en de kinderen steken de duim op. Zover voor accurate informatie.

Weer zo’n verdraaid monument

We arriveren ergens in de middag in Mazar en er staat nog een traktatie op het programma: de Blauwe Moskee met het mausoleum van Ali. Na het overlijden van de Profeet Mohammed ontspon zich een gewelddadige richtingenstrijd binnen de islam wie de rechtmatige opvolger van de Profeet moest worden tussen zijn trouwste volgelingen en erfgenamen. Na de moord op Mohammeds schoonzoon Ali ontstonden er twee kampen, de soennieten en de sjiieten. De soennieten zijn ongeveer 90 procent van alle moslims. Ali’s volgelingen, de sjiieten benadrukken de onfeilbaarheid van de imam (geestelijk leider) wat door de Soennieten wordt afgewezen. Volgens hen moet de positie van leider verdiend worden. Iran is sjiitisch.

Sommige Engelsen vinden de moskee ABM (another bloody monument), zeg maar weer zo’n verdraaid monument. Ik vind ze prachtig en zonder me af van de groep en wacht tot iemand een praatje met me komt maken en misschien rondleidt, maar in tegenstelling tot de tombe van Fatima jaren geleden in Iran heb ik dit keer geen geluk. Niemand kijkt op of om. Het verbaast me een beetje, ik ben de enige niet-Afghaan, maar blijkbaar zijn buitenlanders hier toch niet zo interessant.

Hartstilstand

Als we na het eten nog even de volgende dag doornemen horen we het nieuws dat er in Kaboel de Taliban een een zelfmoordaanslag is gepleegd op een NATO konvooi, de wagens zijn natuurlijk gepantserd. geen westerse doden, wel vier Afghanen overleden en vele gewonden. De zes mensen van onze groep die eerder naar huis gaan, waren op dat moment vlakbij, ze wilde naar het museum. Niemand gewond, God zij dank, ze hebben wel rechts omkeer gemaakt en zijn meteen terug naar het hotel gegaan. Mijn hart staat echt stil, niet omdat ik bang ben, maar tijdens dit soort reizen maak je makkelijk vrienden. Het is een intense belevenis die snel een band schept. Daarnaast hebben mensen die dit soort trips doen vaak een zelfde houding wat de band nog versterkt. Ik heb alle mensen in dat groepje leren kennen en mag ze graag. Met een jongen in het bijzonder klikte het helemaal en ik ben zo blij dat er niets gebeurd is. De volgende dag krijgen we een berichtje dat ze op het vliegveld van Kaboel zijn en aan boord van het vliegtuig gaan. Dat geeft (bijna) echt rust.

Landenverzamelaar

Zoals al eerder gezegd zitten er wat aparte vogels in de groep waarmee ik reis. Ruwweg kan ik mijn medereizigers in drie groepen verdelen. Als eerste heb je de landenverzamelaar. Soms houden ze echt van reizen, maar vaak gaat het hen er alleen maar om zoveel mogelijk landen te bezoeken. De ene heeft 175 landen bezocht, de ander 177. Wie kan het wat schelen? Zij blijkbaar wel. Het gaat al twee weken lang van:

“Ben je hier al geweest?”

“Ja, en ben jij daar al geweest?”

De landenverzamelaar is nauw gerelateerd aan de verdwaalde. Beiden weten eigenlijk niet waarom ze in Afghanistan zijn. Waar de verdwaalde verder geen doel heeft (nee verdwalen is geen doel op zich), is het visum in het paspoort of het vlaggetje op de landkaart thuis de heilige graal van de landenverzamelaar. Welk land maakt niet uit. Dat is dan weer het verschil met de opschepper. Hij of zij gaat vooral naar een land om er later tegen vrienden over op te scheppen. Die ben ik in Afghanistan niet tegengekomen, maar vorig jaar in Japan wel. Er waren twee Amsterdammers in onze groep wiens enige motivatie was dat hun vrienden niet naar Japan waren geweest. Kom naar Afghanistan zou ik zo zeggen.

Tot slot heb je nog de geïnteresseerde reiziger, dat zijn over het algemeen bijzonder interessante mensen. De motivatie om naar Afghanistan te gaan is heel divers, maar er zit altijd een flinke dosis passie bij voor de mensen, de cultuur de natuur of iets anders. De meesten zijn wandelende encyclopedieën op een of meerdere gebieden en reizen om het reizen. Gelukkig zaten er veel van dat soort geïnteresseerde reizigers op deze trip.

Hoe mensen mij classificeren weet ik niet. Het is eigenlijk ook niet zo belangrijk. Reizen is simpelweg een grote passie voor mij. Je ontmoet geweldige mensen en ziet zulke prachtige en bijzondere dingen. Het zet je ook aan het denken over alles wat je altijd voor vanzelfsprekend aanneemt. Er zijn weinig zaken waar ik meer plezier aan beleef dan reizen, zelfs als dat betekent dat je bijna vier weken lang met koorts in Afghanistan rondloopt. Het is het zo waard. Ik voel me erg bevoorrecht dat ik hier kan rondlopen.

In deel 7 arriveert GJ heelhuids in Holland.

Kopfoto uit eigen werk.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*