Kaboel – Bamyan – La’l (29 juli – 01 augustus)
Waarin GJ zo ziek is dat hij zich afvraagt waarom mensen überhaupt reizen en hij als eerste persoon ter wereld sneller beter is dankzij de vernielzucht van de Taliban.
De grote reis begint
Het is vandaag dinsdag en we gaan beginnen aan de grote reis door de bergen van Centraal-Afghanistan. Vertrek om 05:00 naar onze bestemming voor vandaag: Bamyan. Hier staat wat is overgebleven van de immense Boeddhabeelden die in 2001 zijn opgeblazen door de Taliban. Eigenlijk is ons reisgezelschap veel te groot en ik snap niet dat Geoff, onze reisleider zoveel mensen heeft meegenomen, we vullen met z’n allen drie busjes.
Na een half uurtje rijden blijkt dat we iemand vergeten zijn: meneer Suffie de Amerikaanse investeerder. Hij is bij het koppen tellen over het hoofd gezien en ligt nog te snorren. Hij is ook wel een beetje een sul. Als we ‘s avonds in Bamyan aankomen en de plannen voor de volgende dag bespreken loopt hij moeilijk te doen over hoe lang een dag reizen dan wel niet is: 8 uur, 10 uur, 12 uur. Domme appelflap, de wegen zijn niet-bestaand en onbegaanbaar en een van de busjes is ‘s ochtends aangehouden door de Taliban. Gelukkig kan ik hem met mijn fenomenaal kwantitatief inzicht snel duidelijkheid verschaffen: een dag is een dag. Daar heeft hij niet van terug en is eindelijk stil.
Uiteindelijk blijkt het een samenloop van omstandigheden, suffie is te laat, zijn vriend merkt niet dat hij er niet bij is en een van de chauffeurs heeft z’n zoon meegebracht, zodat er misteld word. Suffie wordt door het hotel in een taxi gezet en hij sluit zich bij ons aan als we om zeven uur langs de kant van de weg ontbijten: u raadt het al kebab en geloof me dat smaakt.
De duivel op je hielen
Onze chauffeur rijdt van het begin af aan als een gek en na een paar uur liggen we zo ver voor op de rest dat we ons busje aan de kant zetten om op de andere twee busjes te wachten. Net als we klaar zijn met de plaspauze in het boerenveld komt er een auto met vier Afghanen langs die ons toch vooral manen om door te rijden. In prima Engels vertellen ze ons dat het erg gevaarlijk is om hier te stoppen vanwege de Taliban. Wanneer de andere twee busjes zich bij ons aansluiten, vertrekken we met gezwinde spoed. Ondertussen vraag ik me af waarom onze chauffeur als een gek rijdt. Misschien omdat hij toch meer angst heeft voor de Taliban dan hij vertelt. Dat blijkt een paar uur later maar al te waar wanneer we horen dat een van de busjes is aangehouden door een man op een motor met een AK47, het blijkt een lid van de Taliban te zijn, gelukkig mochten ze doorrijden. Terwijl het landschap aan ons voorbijglijdt realiseer ik me hoe ongelooflijk mooi het is, ik kan uren naar buiten kijken. Ook op de weg ze je veel leuke dingen, zoals drie kinderen in de kofferbak van een sedan. Ze kijken vrolijk om zich heen, behalve naar voren natuurlijk en vinden het de normaalste zaak van de wereld. Prachtig.
Veiligheid
Alhoewel Afghanistan in theorie een volwaardig land is kent het weinig centraal gezag. Er zijn veel krijgsheren die zich als koning gedragen in hun eigen gebied. Harmid Karzai, de Afghaanse president wordt daarom ook vaak spottend de burgemeester van Kaboel genoemd, zo beperkt is zijn macht.
De Taliban zijn en blijven ondertussen gevaarlijk en actief. De dag voordat ik mijn visum ging ophalen bij de ambassade in Den Haag was er weer een zelfmoordenaar die met een soort spijkerbom erg succesvol was met dood en verderf zaaien in Kabul. Eerder deze week heeft de Taliban vijftien mensen vermoord die met de auto opweg waren naar een bruiloft. Gewoon uit de auto gesleurd en neergeschoten langs de kant van de weg, mannen, vrouwen en kinderen. Waarom? Geen idee. Dit soort nieuws is in het Westen al lang geen berichtje meer waardig, maar het gebeurt hier dagelijks.
De regels voor je veiligheid zijn simpel, wegblijven van raar geparkeerde auto’s, grote groepen mensen, plaatsen waar Westerlingen komen en zelf heb ik nog toegevoegd, vooral wegblijven van Amerikaanse soldaten. Is er dan helemaal niets leuks te melden? Jawel, Afghanen willen dolgraag op de foto, ze smeken erom. Op een gegeven moment ben ik twintig minuten achtervolgd door wat kinderen die op de foto wilden. Helaas was het zo druk dat ik mijn camera niet tevoorschijn wilde halen en een complete volksopstand riskeren. Je verdwijnt voor goed in de mensenzee.
Dr Bibber
Zoals de titel doet vermoeden ben ik doodziek geworden in Bamyan. Het zat er al een tijdje aan te komen. Ik zou zaterdagmiddag voor ik vertrok een hapje met mijn vader gaan eten. Uiteindelijk heeft hij de afwas gedaan en wat fritten gehaald. Niet helemaal volgens plan, maar ach soms loopt het zo. Mijn aantekeningen worden erg kort hier:
“Woensdag 30 juni: 03:30 wakker geworden doodziek. kamer 30 graden dubbel winterdekbed niet genoeg. Donderdag 31 juli: ziek. Vrijdag 01 aug: denk dat ik beter ben, maar helaas zo beroerd dat ik me afvraag waarom iemand überhaupt ooit op reis gaat en helemaal naar Afghanistan. jullie kennen me, das ernstig. Eigenlijk wil ik alleen maar dood. Natuurlijk in de auto ook al in slaap gevallen en diverse keren keihard met mijn hoofd tegen de deurstijl geknald, geen energie meer om me vast te houden.”
Na aankomst in Bamyan wandelen we ‘s middags met z’n vijven naar de stad en in tegenstelling tot Kaboel waar de vrouwen in de kont geknepen worden, zijn het hier hele fijne mensen. Het lijkt wel of het hele stadje langsrijdt om naar ons te zwaaien. Wat een fantastische mensen die Afghanen! Het Engels is nul komma nul maar iedereen is vreselijk aardig en lijkt oprecht blij dat we er zijn. Wel komen we tot de conclusie dat we waarschijnlijk de enige toeristen zijn in heel Afghanistan, toch een raar gevoel.
Dan blaas je het toch gewoon op
Bamyan is wereldberoemd om zijn metershoge Boeddhabeelden, uitgehakt in de rotsen. Voordat de islam in de zevende eeuw de dominante godsdienst werd, was het gebied boeddhistisch. Helaas werd het stadje nog beroemder toen de Taliban in 2001 besloot de Boeddha’s op te blazen. De hele wereld inclusief de meeste Afghanen was geschokt door zoveel barbarij. Terrorisme kent blijkbaar ook een cultuur-historische component. Tegenwoordig zie je alleen de tientallen meters hoge nissen waar de Boeddha’s stonden. Heel veel valt er niet te zien en dat is mijn geluk. Wanneer de koorts opkomt blijf ik twee dagen in bed, eigenlijk wil ik er uit maar besef dat alleen de nissen nog over zijn en ik beter in bed kan blijven als ik niet de hele vakantie ziek wil zijn. Ik eet paracetamol als snoepjes maar veel helpen doet het niet. De vernielzucht van de Taliban helpt mij sneller op de benen, desondanks zou ik willen dat ze de Boeddha’s niet hadden opgeblazen.
Chaikhana
Na twee dagen verlaten we Bamyan en na een lange rit van 04:45 tot 18:15 komen we aan in La’l, een klein traditioneel Afghaans dorpje. We gaan overnachten in een chaikhana, een soort theehuis annex herberg. het principe is simpel, je eet er ‘s avonds en daarna kun je gratis op de grond slapen. Alle mannen slapen in een zaal, alle vrouwen in een andere. Het zaaltje is niet zo groot, maar het is wel erg druk. Naast ons slapen er nog zes Afghanen en ‘s nachts komen er nog drie binnen die zich tussen ons wurmen. Ik voel iemand op mijn knie snoezen, het is een van ons. Hij was wat opgeschoven, een Afghaan was wat te intiem geworden.
De chaikhana heeft geen toilet, daarvoor moet je naar een gebouwtje lopen dat een minuut of vijf van het theehuis ligt. In het donker in een onbekend dorpje is dat best een avontuur. Ik maak me geen zorgen over de veiligheid, wel over straathonden, vanwege het gevaar op hondsdolheid. Als je gebeten wordt moet je binnen 24 uur een injectie hebben. Zoiets is niets beschikbaar in Afghanistan, zelfs in Nederland hebben we dat maar op een plaats.
Ik ben nog steeds ziek en slaap in een vies hok met 25 mannen van 6 tot 6. Gelukkig komt aan alles een eind. Dat is maar goed ook want de volgende dagen gaat het echt spannend worden: de rit gaat door het hart van Talibanland.
In deel 4 ontmoet GJ angstige Afghanen.
Kopfoto uit eigen werk.