Heibel Om Een Handdoek In Herat (5/7)

Chisht – Herat – Mazar-i-Sharif (04 – 07 augustus)

Waarin GJ zich in terug in Iran waant, zich opwindt over de Nobelprijs voor de vrede en een schone handdoek krijgen ongebruikelijk moeilijk is.

Als een dief in de nacht

Rond half vijf ’s morgens word ik wakker van iemand die een bijzonder felle zaklamp in mijn gezicht schijnt. De militaire politie wil ons zo snel mogelijk weghebben uit Chisht in verband met de Taliban. Dankzij Hollandse nuchterheid en de Britse ‘stiff upper lip’ duurt het nog tot kwart voor zes voor we daadwerkelijk vertrekken. Het eerste gedeelte van de weg is bijzonder slecht, maar in de loop van de dag veranderen de bergen langzaam in een vlakte en wordt de rit is minder oncomfortabel. Ik zit opgevouwen voorin tussen twee anderen met mijn voeten op de licht oververhitte transmissie, maar ik moet niet zeuren, veel mensen in Afghanistan moeten alles lopen.

Na een uur of zes komen we in het begin van de middag aan in Herat, een grote stad in het westen van Afghanistan, dichtbij de Iraanse grens. Herat ligt in het hart van de oude zijderoute en dat kun je goed merken. Het ligt op het kruispunt van Centraal-Azië, het Midden-Oosten en India. Ze is misschien wel de rijkste stad van Afghanistan en voelt erg Iraans aan met badgirs (natuurlijke windvanger voor koeling van huizen) en al. Het menu is precies hetzelfde als aan de andere kant van de grens. De rijkdom merk je onder andere door de grote hoeveelheid bazaars en, voor ons Westerlingen gewoon, maar in Afghanistan zeker niet, een merendeels ononderbroken stroomvoorziening.

Tot voor een paar jaar was de Herat meer een stadstaat dan onderdeel van Afghanistan. De politiek van de stad wordt nog steeds gedomineerd door Ismael Khan een moedjahedien leider, ondanks het feit dat hij door de Afghaanse president terzijde geschoven is. Juist die onttrekking aan het centrale gezag maakte Herat tot een veilige haven in het roerige Afghanistan. De veiligheidssituatie is nog steeds goed vergeleken met de rest van Afghanistan, maar is wel verslechterd.

Hamburger a la Afghanie

Als we de stad binnenrijden merk ik hoe fijn het is om weer even in de grote stad te zijn. We hebben zelfs een hotel. De douche is de welbekende enkele straal water, maar het is heerlijk om onder vallend water te staan. Soms is het water zelfs warm. Helaas begrijpt het hotel niet dat het prettig is om op een tweepersoonskamer twee handdoeken te hebben. Ik loop langs de balie en vraag om een handdoek, gaat helemaal in orde komen…
Daarna gaan we iets eten. De meeste Afghaanse eetgelegenheden hebben uitgebreide menu’s met soms wel 40 items en vervolgens wordt aangewezen wat daarvan beschikbaar is, meestal zijn dat drie variaties op een gerecht, bijvoorbeeld een hamburger. Als we ergens gaan zitten wordt het dus inderdaad de hamburger, maar wel a la Afghanie: doorsnede 12 centimeter, bestaande uit een hamburger, daar bovenop een groenteburger en er tussen in hebben ze een minipizza gesmokkeld, allemaal tussen beide helften van een broodje geperst. Het is maar goed dat ik geen aspiraties heb om fotomodel te worden. Om er zeker van te zijn dat je geen vegetariër wordt hebben ze er nog een paar stevige plakken vlees aan toegevoegd. Na een week door de bergen hebben we allemaal stevige trek en we bestellen er nog wat koude fritten van de overkant bij. Ze worden geserveerd met zakjes halfvolle mayonaise uit Holland. De Britten vinden het allemaal heerlijk, maar voor een Hollander is het toch vooral zure mayo over met vet volgezogen aardappelsponsjes. Dat van die mayo moet de schuld van Pulp Fiction zijn denk ik nog.

’s Middag lopen we een beetje rond over de bazaar. Om mijn shawal kamiz te completeren koop ik een Afghaanse hoed en een vestje. De zeventienjarige zoon van de eigenaar spreekt goed Engels, hij gaat binnenkort de TOEFL (Test of English as a foreign language) afleggen. We worden uitgenodigd voor een kopje thee en gaan in de winkel op de grond zitten om chai te drinken. Veel Afghanen willen hun visie op de toekomst van hun land graag delen, deze jongen is geen uitzondering. Volgens hem gaat het pas beter worden in Afghanistan als het tijd is voor de volgende generatie. De huidige generatie heeft zoveel bloed aan zijn handen en er is zoveel gebeurd en er zijn nog zoveel onopgeloste vetes dat deze generatie afgeschreven kan worden. Waarschijnlijk heeft hij daar gelijk in. Aan de andere kant is het de vraag of lokale grootmachten als Pakistan en Iran het land de kans geven orde op zaken te stellen. Voor beide landen is een instabiel Afghanistan een zegen. In en in triest.

Handdoekenheibel

Terug in het hotel is er natuurlijk geen handdoek, dus ik ga weer naar beneden en vraag het nogmaals. De handdoekenjongen is natuurlijk net even weg, maar het wordt zo geregeld. Tuurlijk. Dan ontdekken we aan de overkant een juicebar (bar voor verse vruchtensappen) en binnen tien minuten zitten we binnen. Het duurt zolang omdat het hotel en de juicebar aan het drukste kruispunt van de stad liggen, waar vijf of zes wegen op uitkomen. De sappenbar is een zegen. Het werd tijd, mijn lippen zo ongeveer gebarsten van dagen alleen rijst en amandelen gegeten. De juicebar is tot ’s avonds laat op. Het geeft ook aan hoe bijzonder de positie van Herat binnen Afghanistan is, nergens anders kunnen gezinnen na het donker veilig over straat en een sapje drinken. Terug in het hotel is er nog steeds geen handdoek, maar hij zal zo komen. Ondertussen gaat onze hoteldeur niet meer dicht en iemand komt ‘m ‘maken’, dat wil zeggen: er met een hamer op slaan totdat hij wel dicht gaat. Ik grijp mijn kans om nogmaals om een handdoek te vragen en hij stuurt iemand anders om een handdoek te halen. Natuurlijk komt meneer twee nooit meer terug. Zo gaat dat in Afghanistan. Het gaat al lang niet meer om de handdoek zelf, maar het wordt wel een erezaak voor me. Ik heb zelf een ‘sneldrogende’ handdoek van microvezel in mijn reisbagage, de enige reden waarom het een sneldrogende handdoek is, is het feit dat hij geen water opneemt. Je schuift met de doek de grote druppels van je lichaam, ondertussen ben je nog steeds poedelnat. Woef.

Een uurtje later loop ik maar weer eens naar de balie en vraag om de handdoek. Ik blijf wel wachten, natuurlijk moet ik beter weten, maar het is de moeite van het proberen waard. Na tien minuten komt er een reisgenoot en ik draai me even om voor een praatje. Dertig seconden later is de baliemedewerker stiekem gevlogen, zo werkt het hier. Ach ik blijf gewoon stug volhouden. In goed Nederlands, ik heb een plaat voor mijn kop en wel van hoge kwaliteit oud-Hollands eikenhout.

Na het eten probeer ik het nog een keer, dit keer met wat minder vuur in mijn stem omdat ik toch wel wil gaan slapen, het is tenslotte al kwart over acht. Weer geen handdoek natuurlijk, wel zuurtjes. Ach dat is ook wat.

Wat ze precies met de bedden hebben gedaan weet ik niet, maar het lijkt erop dat ze in het matras, een halve centimeter onder de oppervlakte een houten plank hebben gestopt, nog nooit zo’n hard matras meegemaakt. Desondanks slaap ik uitstekend, zo moe ben ik. Als ik wakker word, ben ik natuurlijk zo stijf als een plank (pun intended) en niets helpt daar zo goed tegen als een lekkere douche, zonder handdoek. Terwijl ik naar beneden loop voor mijn volgende poging om die handdoek te krijgen, ooit zal het mij lukken, realiseer ik mij dat ik als een local begin te sloffen. De integratie verloopt aardig, ik begin blijkbaar te lui te worden om mijn voeten op te tillen. Aan de balie kennen ze me inmiddels. Dan gebeurt er een wonder: ik krijg een handdoek. Schoon en fris, hij ruikt alleen niet naar Robijntje. Geen enkel probleem. Ik ben stomverbaasd en de douche daarna is fantastisch! Het kan raar lopen.

Over moskeeën en zo

In Herat staat de Vrijdagmoskee (Jama Masjid), een van de mooiste en beroemdste moskeeën in Afghanistan en heel Centraal-Azië. Terwijl we naar de moskee lopen merk ik hoe heet het is, toch zitten we op zo’n 1000 meter hoogte. Ondertussen zie ik veel bedelaars, Een grote stad als Herat kent veel armoede, het maakt me alleen maar bozer als mensen thuis eten weggooien.

De Vrijdagmoskee is ontegenzeggelijk mooi, maar zelf ben ik er niet zo van onder de indruk. Later in Mazar-i-Sharif zal ik een moskee zien die meer mijn smaak is. Ik weet nu definitief dat ik meer moskeeën dan kerken van binnen heb gezien, dat punt heb ik waarschijnlijk al jaren geleden bereikt, maar ter plekke besluit ik dat vijf augustus de officiële feestdag wordt. Die ochtend praat ik met redelijk veel mensen en het gesprek komt bijna iedere keer op de toekomst van Afghanistan. De vraag op ieders lippen is of het goedkomt, wat denk ik als buitenlander daarvan? Na alles wat ik heb gezien vraag ik het me af, waarschijnlijk wel, maar het zal veel tijd kosten. Ik heb het hart niet om dat te zeggen en formuleer een diplomatiek antwoord waarin ik vertel dat er nog een aantal obstakels zijn zoals de moedjahedien en de Taliban die overwonnen moeten worden. In de Vrijdagmoskee raak ik in gesprek met twee Afghaanse studenten en we lopen gezamenlijk rond en praten over van alles en nog wat: het leven in Afghanistan, studeren in het buitenland en religie. We lopen de binnenplaats op en worden teruggefloten: schoenen uit. Ik ben een beetje verbaasd dat de jongens hier niet op hebben gelet, tien minuten eerder vonden ze het nog moeilijk te begrijpen dat ik christen ben. Als ik ze in een kerk zou rondleiden zou ik ze er zeker op wijzen dat ze hun pet af moeten doen. Het waarom van het raadsel lost zich nooit op, maar voor alle zekerheid neem ik afscheid van ze. Terwijl ik de moskee uitloop bedenk ik me dat de Islam als wereldgodsdienst in het westen wel wat meer respect verdient. Je kunt dan wel je haren blonderen, maar je moet het spul niet drinken, daar krijg je gekke gedachten van.

Natuurlijk raak ik iedereen kwijt als we naar het Musalla Complex en bijbehorende minaretten lopen. Dat gebeurt mij altijd. Ooit stonden op deze plek 20 minaretten, een moskee, een madrassa (koranschool) en een mausoleum. Door alle oorlogen is er weinig van over. Het aantal minaretten is gereduceerd tot vier-en-een-half. Niet helemaal wetend waar ik moet zijn, loop ik de moskee in terwijl het gebed net is afgelopen, er is werkelijk niemand die op- of omkijkt. Heel apart. Eerder was ik al aangehouden en gefouilleerd door de politie bij het hotel, vraagt de agent me of ik uit Pakistan kom. Ik laat het aan jullie deskundige oordeel over, maar ik denk dat er weinig onder jullie zijn die mij op een Pakistaan vinden lijken. De integratie gaat nog veel soepeler dan ik dacht.

(On)veilig(heid)

Alhoewel de veiligheid in Herat stukken beter is dan elders is het nog steeds Afghanistan moet je altijd voorzichtig zijn. Die avond gaan we uit eten. We eten in een Iraans restaurant, wederom een aparte beleving. Ik heb nog niet eerder in Afghanistan mensen zien kaarten, maar hier kaart een groepje mannen, enthousiast aangemoedigd door een veel grotere groep toeschouwers. Het eten is echter belabberd. Mijn bezoek aan het Iraanse restaurant versterkt het idee dat men in Iran toch een iets lichtere hand heeft waar het het geloof betreft dan Afghanistan, het zal thuis moeilijk te begrijpen zijn als je enige informatiebron het nieuws op tv is (natuurlijk waren er massavernietigingswapens in Irak), maar de manier waarop men in Afghanistan met het geloof omgaat lijkt fundamenteler.
Wanneer we – in het donker – teruglopen over een bijna lege straat lees ik een Engelse tekst op de muur:

“we willen niet dat het strategisch akkoord met de VS getekend wordt. Sinds de komst van de VS zijn er al genoeg Afghanen gedood”

De Amerikanen willen graag een basis in Afghanistan behouden vanwege de strategische ligging. President Karzai ligt echter tegen, waarschijnlijk om een beter aanbod te krijgen van de Amerikanen. Na alles wat ik gezien heb denk ik dat het voor Afghanistan het beste is om zonder Amerikanen verder te gaan. Het zou toch wel erg leuk zijn als de NSA uitgerekend nu meeleest.

Ook ons hotel heeft een bewaker. Het is een oudere man, ik heb geprobeerd een babbeltje met hem te maken, maar hij spreekt geen Engels. Hij zit in de hal op een deken, met een automatisch geweer en ik groet hem iedere keer vriendelijk. Hij groet mij enthousiast terug.

Een week geleden zijn in Herat twee Finse vrouwen vermoord. Vanwege de spanning in de stad is alleen rondlopen niet verstandig. Dan hoor ik het nieuws dat een Amerikaanse generaal vermoord is in Kaboel. Voor ons betekent het dat de veiligheidsmaatregelen verder verscherpt worden, het zal ongetwijfeld gevolgen hebben voor onze reis. Ik weet alleen nog niet wat. Het nut van die veiligheidsmaatregelen is overigens zeer beperkt. De generaal is vermoord door een Afghaanse soldaat, daar kun je jezelf bijna niet tegen beschermen. Of de Afghaan lid is van een vijfde Taliban colonne of andere motieven had, wordt niet duidelijk. Terug in Nederland is de taxichauffeur die me van Rotterdam Centraal naar huis rijdt een Afghaan, dat kan geen toeval zijn. Hij oppert de suggestie dat de schutter het eenvoudigweg voor geld heeft gedaan.

De twee Finsen werkten voor de International Assistance Mission (IAM), een gerespecteerde christelijke hulporganisatie. Zendelingenwerk is strikt verboden in Afghanistan en het ging alleen om hulpverlening. De Taliban is in de zomer veel actiever dan in de winter, omdat het land dan beter bereisbaar is. In de winter vriest het in grote delen van het land en maken de bergen reizen extreem moeilijk. Waarom de Taliban juist deze vrouwen tot doelwit maakte is niet bekend. Misschien omdat ze voor een christelijke organisatie werkte, misschien hadden ze gewoon pech de Taliban tegen te komen, misschien omdat ze vrouw waren. Iedereen weet dat de Taliban een hekel heeft aan vrouwen. Laten we eerlijk zijn, de Taliban snappen het niet helemaal, vrouwen zijn de beste uitvinding aller tijden! Wellicht was de Taliban boos over het feit dat IAM meisjes helpt naar school te gaan.

Kan iemand mij overigens uitleggen waarom Malala Yousafzai niet en de OPCW wel de Nobelprijs voor de vrede kreeg afgelopen jaar? De enige die victorie kraaiden was de Taliban. Ja, diezelfde Taliban die haar probeerden te vermoorden en al toegezegd hebben een nieuwe poging te zullen wagen als de kans zich voordoet. Een Nobelprijs kan niet postuum toegekend worden.

Volgens een woordvoerder van de Taliban was het “erg goed nieuws” dat het Nobelcomité “dit onvolwassen meisje niet geselecteerd had voor deze beroemde prijs…” Onvolwassen wat! Ik denk dat het Nobelcomité zich rot moet schamen en eens goed gaan nadenken over hun beslissing in 2014.

Wat de reden ook was dat de Finse hulpverleensters vermoord werden, het feit dat ze elke dag van huis naar werk met een taxi gingen en daardoor voorspelbaar waren, werkte in hun nadeel. Mijn plannen staan niet vast en als ik in een taxi stap dan weet ik dat meestal vijf minuten van tevoren nog niet eens. Die onvoorspelbaarheid is een groot voordeel als je veilig wilt rondreizen.

Help, ik wil geen tapijt

De volgende dag gaan we naar de tapijtenmarkt. Geoff, onze reisleider heeft iets met tapijten. Volgens de verhalen liggen de tapijten tot aan het plafond opgestapeld in zijn huis in Groot-Brittannië. Het schijnt een enorme collectie te zijn zowel in kwaliteit als kwantiteit, hij heeft er oog voor. Hij verzamelt ze al decennia en er ligt voor een klein fortuin bij hem thuis. Mocht hem wat overkomen dan wil hij zijn tapijten aan zijn vriendin nalaten. Ze is diverse decennia jonger dan hij en de reden dat hij en zijn vrouw een paar jaar geleden uit elkaar zijn gegaan. Hij is nooit van haar gescheiden, dat wilde hij haar niet aandoen en hoopt dat zijn vrouw, die wettig erfgenaam is, ze niet op zal eisen. Like they say: “Hell hath no fury like a woman scorned.” Vooral lekker doordromen. Op dat moment bekruipt mij toch even twijfel of hij de juiste man is om deze toer in Afghanistan te leiden.

Gelukkig is de tapijtenmarkt zo saai dat ik het voorval snel vergeet. Iedereen wil blijkbaar een tapijt kopen behalve ik en na tien minuten rondgekeken naar stoffige tapijten die enthousiast uitgeklopt worden door de aanwezige handelaren duiken Derrick en ik de oude stad in. We lopen door de straatjes en over de markt. Iedereen wil op de foto. Een paar jongetjes achtervolgen ons diverse blokken, alleen om gefotografeerd te worden, maar het is gewoon te druk om mijn camera tevoorschijn te halen. Wat later midden op de markt is het iets rustiger en ik maak van diverse mensen foto’s. Ze willen de foto’s niet hebben, maar gewoon zien op het schermpje van mijn camera. Dan merk ik dat iemand een steentje gooit, raar, vast geen toeval denk ik. Er volgt een tweede en een derde steentje. De vierde landt op de motorkap van een auto. Wegwezen. Derrick aarzelt maar hij moet mee. Natuurlijk kan het iets onschuldigs zijn, maar je weet het niet. Met het lot van de twee Finse dames in mijn achterhoofd lopen we een minuutje of vijf voor we ons weer in het marktgewoel storten. Er volgen geen problemen meer, wel veel lol met de locals. Natuurlijk besluiten we de ochtend met ons eerste sapje van de dag in de juicebar. Er zullen nog twee bezoekjes die dag volgen. Ik besluit aan het ijs te gaan, mijn maag is toch al twee weken van slag en dan lopen we de rest tegen het lijf. Bijna iedereen heeft een of meerdere tapijten gekocht. Ze mogen ze lekker zelf dragen, daar ben ik fijn aan ontsnapt.

Afghaanse gastvrijheid

‘s Middags gaan Asha en ik naar de citadel van Herat, de rest is afgehaakt, ziek , zwak en misselijk. Helaas voor ons is de citadel gesloten, BBC Middle East organiseert die avond een belangrijke conferentie over de toekomst van Afghanistan. We besluiten niet zo snel op te geven en na een tijdje komt er een tweede man, een student die een beetje Engels spreekt. Op ons allervriendelijkst laten we merken dat we graag binnen willen en morgen vertrekken. Hoe hard ik ook masseer, het lukt niet.

Dan komt er een vlot geklede jongeman naar buiten gelopen die de algemeen manager blijkt te zijn. Er is nog steeds niets mogelijk, veiligheid en zo, u weet wel, maar we worden uitgenodigd om een kopje thee te drinken in zijn kantoor dat in de citadel ligt. We zijn in ieder geval binnen. Na een poosje besluit hij dat we wel de citadel in mogen, maar de kaartjesverkoper is er niet, die arriveert een half uur later. Vervolgens geeft de manager ons een privé rondleiding. Briljant wat een beetje vriendelijk aandringen doet. Het uitzicht vanaf de torens is geweldig en de citadel is op magnifieke wijze gerestaureerd. De hele gebeurtenis is ook weer typisch Afghaans en onlogisch voor ons westerlingen. Eerst mogen we de citadel niet in, dan wel, maar de manager moet op de kaartjesverkoper wachten. Vervolgens lopen we rond terwijl er ’s avonds een conferentie is met belangrijke gasten en is veiligheid ineens niet meer van belang. Waarom de manager van mening veranderde weet ik ook niet. Misschien was het wel de beroemde Afghaanse gastvrijheid.

Na nog een moskee bezocht te hebben, ik zei toch dat ik meer moskeeën dan kerken in mijn leven heb gezien en een vrij nutteloos gesprek met een theologie student: “welke mensen is goeder: Herat of van Kaboel?” vluchten we terug naar de juicebar voordat we voor de jihad gerekruteerd worden. De ijssalon is werkelijk het kloppend hart van de stad en wij zijn er inmiddels welbekend. Eigenlijk moeten de vrouwen apart achter het gordijn zitten, maar voor ons wordt een uitzondering gemaakt zolang we een beetje in een hoekje zitten en niet te veel opvallen.

‘s Avonds is er een afscheidsdiner gepland. De groep splitst in tweeën, zes mensen gaan terug naar Kaboel en vliegen dan naar huis. We spreken om acht uur af in het duurste hotel van de stad. Natuurlijk nemen we eerst nog een sapje in de juicebar waar we het aankomende vertrek van Robert betreuren en het extra vroege vertrek van mijn Italiaanse vriend Giuseppe toejuichen. Hij vertrekt morgenochtend om vier uur en niemand heeft hem sinds het ontbijt meer gezien. Er zullen geen tranen vloeien.

Ondertussen is het weer hommeles in Herat. Amerikaanse onbemande vliegtuigjes hebben twee volwassenen, een kind en een baby vermoord. Je gaat je steeds meer afvragen waar de Amerikanen denken dat ze mee bezig zijn. Maar goed als je zwart bent in Amerika ben je je leven ook niet zeker in de buurt van de politie. Er zijn betogingen in het centrum van de stad, dat gebied kunnen we dus beter mijden. Het diner is in het Nazari(?) hotel dat uitgebreide veiligheidsmaatregelen heeft. Om het hotel liggen twee verdedigingszones, hoge muren met stalen deuren en er zijn zeker tien bewakers, allemaal zwaar bewapend. Het zal helaas weinig helpen als puntje bij paaltje komt. Cynisch denk ik, handgranaatje over de muur en klaar. De beveiliging geeft wel een onprettig gevoel. Voor het exorbitante bedrag van AFG 800 is er een prima buffet en we eten veel, drie keer opscheppen, twee sinaasappels en een appel en een ijsje. Dat ijsje moet wel want de juicebar sluit om negen uur. En ja, dat is nummer drie van vandaag. Het ijsje is helaas een vergissing net zo als iets wat ze pasta noemen. De rest is heerlijk, puur krachtvoer.

Operatie lamp

Terug in het hotel pak ik mijn spullen want morgen om negen uur vertrekken we. Terwijl ik in het donker deze notities typ gaat het licht aan. Heel raar, nergens een schakelaar om het uit de doen. Mijn kamergenoot Derrick wil de kabels uit de muur trekken, maar dat vind ik iets te drastisch zeker als je niet weet waarom je de lamp niet uit kunt doen. De andere lampen in de kamer doen het niet meer en dat begrijpen we ook niet. Mijn aanpak is veel subtieler, omdat ik de kap van de lamp niet kan openen ruk ik zachtjes de lamp van de muur. Geen probleem want hij is vastgespijkerd. Dan vind ik een verborgen schroef en draai de lamp uit de fitting en hang het geheel weer losjes terug tegen de muur. Vannacht geen elektra, maar het is een goed moment om te gaan slapen.

De volgende ochtend ben ik om half zeven op. Vandaag vliegen we naar Mazar-i-Sharif. Het is verbazingwekkend wat je nog allemaal kunt doen voor je vertrekt. Snel douchen, de laatste spullen inpakken, mijn kamer ziet er altijd uit alsof mijn rugzak net ontploft is en ontbijt. Derrick heeft een Delhi belly (diarree), dus ren ik nog snel even naar het winkeltje om de hoek om water voor hem te halen. Onze gekke Italiaan is al vertrokken als een dief in de nacht en nee nog steeds geen tranen. Met Robert nog snel een groot glas limoensap gedronken bij de juicebar voor we vertrekken. Hij zal Lionel, Teresa, Derrick en Matthew morgen naar Kaboel begeleiden.

De weg van Herat naar Mazar-i-Sharif is erg gevaarlijk, daarom vliegen we. Bij aankomst op het vliegveld ontvouwt zich een Monty Python-achtige sketch. Er hangt een grote poster met daarop een waarschuwing dat het verboden is om gastanks, groot of klein, mee te nemen. Waarom je een poster nodig hebt om aan te geven dat gastanks verboden zijn in het vliegtuig begrijp ik niet, maar natuurlijk staat er achter mij een Afghaan met een gastank die door het röntgenapparaat gaat. De poster hangt aan de muur, vijf meter verderop. Veiligheid is blijkbaar een keuze. Natuurlijk gaan ze later wel moeilijk doen over een kleine flacon zonnebrand van 107 ml die in mijn dagrugzak zit. Ik geef toe ze proberen soms echt vliegveldje te spelen, maar vooral bij buitenlanders. Rare jongens die veiligheidsbeambten.

Ons vliegtuig is een uur of vier vertraagd, de vlucht zelf duurt maar 40 minuten en we raken tijdens het wachten aan de praat met twee Iraniërs die voor het eerst in Herat zijn. Ze komen uit Mashad en zijn hier voor zaken. Ze kunnen niet geloven dat we echt van Kaboel naar Herat zijn gereisd door de bergen en vinden dat we knettergek zijn. We laten ze foto’s zien om ze te overtuigen. Een Afghaan die ook goed Engels spreekt mengt zich in het gesprek en vind het ook erg gevaarlijk. Hij zou het zelf niet doen. Een lange discussie volgt waarin ik uitleg dat tien jaar geleden iedereen me voor gek verklaarde toen ik naar Iran ging en het land sindsdien in mijn top drie van favoriete bestemmingen staat. Ondanks een lange discussie blijft de Afghaan bij zijn standpunt dat we gek zijn om deze reis te ondernemen. Waar we het wel over eens zijn is dat Kandahar, in het zuiden, veel en veel te gevaarlijk is. Niet alleen voor westerlingen, maar ook voor Afghanen. Het is erg fijn om mensen te ontmoeten die Engels spreken en een gesprek te kunnen voeren.

Geen spijt

Het gesprek met de Afghaan en de twee Iraniërs zet me aan het denken. Tot nu toe heb ik me altijd veilig gevoeld in Afghanistan. Ik heb inmiddels redelijk wat van de wereld gezien en vertrouw op mijn instinct, maar is het wel zo veilig? Nemen we niet te veel risico? Ik weet het niet. Voordat ik vertrok heb ik thuis een paar dingen geregeld. Normaal gesproken doe ik dat nooit. Er is geen reden toe. Dit keer heb ik het zekere voor het onzekere genomen en een brief voor mijn broer in mijn bureau gelegd voor het geval er toch ergens iets mis gaat. Ik ben er geen seconde van uitgegaan dat me inderdaad iets overkomt, maar het is niet fair tegenover anderen om hen met een puzzel achter te laten. Naast telefoonnummers, geldzaken en andere praktische dingen heb ik een lijstje gemaakt van dingen die ik wil dat anderen krijgen.

Toen mijn broer en ik nog twee schattige kleine aapjes waren, hadden wij een glazen kerstklok thuis. De klok was ongelooflijk kwetsbaar. Mijn broer en ik mochten hem rond de kerst een keer per dag luiden. Hoe die klok het al die jaren heeft volgehouden met twee van die apies is nog steeds onbegrijpelijk. Zoiets kun je alleen maar aan de volgende generatie doorgeven, in de hoop dat de kleine lieve stuiterbal, genaamd mijn nichtje hem niet sloopt. Daarnaast is er nog een geboortetegeltje, een teddybeer van toen ik zes jaar was en zoal nog wat spul waarvan ik wil dat het bij diverse mensen terechtkomt. Het allermooiste aan zo’n lijstje is dat je moeiteloos opschrijft wie en wat belangrijk voor je is. Dat wist ik al lang van binnen al en het maakt het leven alleen maar makkelijker als ik terugkom.

Natuurlijk is het jammer als het misgaat, maar het lijkt me stug, ik ren harder dan de rest. De beer peuzelt tenslotte ook degene op die het langzaamst rent. Ik ben erg taai en met mijn babbel, zelfs als die in handen- en voetentaal is, redt ik me bijna overal uit. Uiteindelijk kun je beter de dingen doen die je leuk vindt en het risico aanvaarden dan veilig wachten tot je dood gaat. Wat nou als je de dag voor je dood gaat terug kijkt op het leven en je eigenlijk alleen maar spijt hebt van al die kansen die je gemist hebt? Dat is het ergste wat je kan overkomen. Dat zal mij niet snel gebeuren. Sommige dingen zijn niet zo bedoeld, maar voor de rest moet je er gewoon voor gaan. Ik weet dat ik een beetje wilder ben dan de meeste mensen, als je ook nog zo snel verveeld bent als ik dan maakt dat voor een interessante combinatie. Als dit het eindpunt is en ik zou het in een volgend leven kunnen overdoen, zou ik er weer voor gaan.

Anderen hebben ook voorbereidingen getroffen. Een stel wilde graag samen, maar besloot dat als er wat gebeurde hun volwassen kinderen beide ouders kwijt zouden zijn en dus is een van de twee gegaan. Ik geloof niet dat ik zou gaan als ik kinderen had, groot of klein. De enige reden dat ik kan gaan is dat ik eigenlijk geen verplichtingen heb.

Vanwaar deze ontboezeming lieve kijkbuiskindertjes? We zijn in Mazar-i-Sharif aangekomen en de temperatuur ligt hier om een uur of vijf ‘s avonds ruim boven de veertig graden. Veertig minuten vliegen en het is tien graden warmer. In dit geval heeft dat niets met klimaatverandering te maken. Bij het eten heb ik zojuist twee biertjes gedronken a acht dollar per stuk. Wat smaakten ze lekker, zelf voor Heineken. Misschien is dat de reden. De hele toko is sowieso erg duur: 60 dollar voor een enkele kamer met gezamenlijke badkamer, 70 voor een dubbele en 80 dollar voor een enkele kamer met eigen douche. Het is het absoluut niet waard. Een beetje lokale terrorist blaast het boeltje zo op, een hekwerk van stalen platen zal hem of haar niet lang tegenhouden. Het hotel wordt veel door goede doelen gebruikt en is een uitstekend voorbeeld van het tweesnijdend zwaard dat de meeste van hen zijn. Ondanks de goede bedoelingen zal het netto effect van veel NGO’s negatief zijn. Gelukkig slapen wij ergens anders.

Risico’s enzo

Natuurlijk brengt het reizen in Afghanistan meer risico’s met zich mee dan een weekje Ibiza. Ik ga ervan uit dat vrijwillige alcoholvergiftiging niet als risico geclassificeerd wordt. Tijdens het Taliban regime was Afghanistan relatief veilig dankzij het draconische bewind en de absolute heerschappij van de Taliban. Na de val van de Taliban belandde het land in een neerwaartse spiraal, die nog steeds niet gestuit is. Afghanistan is nooit echt een veilig land geweest, maar met het aanstaande vertrek van de internationale troepen wordt het waarschijnlijk alleen maar erger.

Het gevaar waar iedereen aan denkt is natuurlijk doodgeschoten of opgeblazen worden, maar er is nog veel meer. Het gevaar van ontvoering is reëel. Op zich is dat niet zo erg. De ontvoerders doen het voor het geld, dus dat komt meestal wel goed. Helaas zijn het vaak religieuze fanatici die het meeste geld bieden voor ontvoerde westerlingen en dan heb je wel een probleem.

De sporen die decennialang oorlog en vechten hebben achtergelaten zie je nog overal. Ook ligt er nog overal ontplofte munitie, het is niet echt verstandig om van de gebaande paden af te wijken, je zult maar op een landmijn stappen. Het oprapen van munitie en uitgebrande tanks van dichtbij bekijken is ook niet aan te raken.

Daarnaast heb je nog de lokale krijgsheren en een veelheid aan bandieten, rovers, dieven en andere gespuis. Eigenlijk kun je het de mensen niet kwalijk nemen, Afghanistan is een vreselijk arm land.

Ook het eten op straat is vaak van slechte kwaliteit en als je ziek wordt zijn de medische voorzieningen van een laag niveau. Noodhulp is in de grote steden wel aanwezig, gaat het echt mis dan moet je naar een van de buurlanden. We hebben ook een lijstje van waar je het snelst met een internationale vlucht naar een modern ziekenhuis kunt.

Taliban

Een groot risico is natuurlijk de Taliban. Ik ben natuurlijk geen expert op het gebied van de Taliban, maar in goed Nederlands is het tegenwoordig gewoon een grote boevenbende. Tijdens hun misdadig regime werden de religieuze voorschriften alsmaar absurder. Het lijkt me belangrijker om mensen te eten te geven dan ze te straffen voor het feit dat hun baard niet lang genoeg is. Een simpel voorbeeld: meer dan de helft van kinderen onder de vijf jaar is chronisch ondervoed.

Afghanen zijn zonder uitzondering bang van de Taliban. Naast willekeurig geweld en moord dwingen ze boeren ook vaak tot het verbouwen van papavers om zo geld aan opium te verdienen. Niet alleen dat, maar de Taliban gedraagt zich vaak als een groep sprinkhanen. Als ze langskomen eten het voedsel van de mensen op, het schaap of de geit moet geslacht worden wat desastreus voor de familie is. Het is vaak de enige inkomstenbron is van de familie. Om het nog erger te maken willen ze dan ook vaak de nacht doorbrengen met de dochter. Niks hogere idealen, gewoon een bandietenbende. De positie van de vrouw in Afghanistan is sowieso vreselijk slecht. Ongeveer 13 procent van alle vrouwen boven de 15 kan lezen. Geweld tegen vrouwen komt ook veel voor. Daarnaast is er het verschijnsel van gedwongen huwelijken en bijna geen economische mogelijkheden voor veel vrouwen.

Mijn excuses voor deze uitweiding, maar ik hoor zoveel mensen in Nederland klagen dat ik soms wel eens denk: “kijk eens verder dan je neus lang is”.

In deel 6 ziet GJ mooie moskeeen in Mazar-i-Sharif.

Kopfoto uit eigen werk.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*